Niet overheid, maar bedrijfsleven is Neêrlands hoop in de AI-wedloop

We beginnen in Nederland een beetje in paniek te raken als het gaat om kunstmatige intelligentie (AI). Overal in de wereld steken regeringen miljarden in de ontwikkeling van deze technologie, omdat ze voorop willen lopen in de wedloop. Onze overheid heeft nu 64 miljoen beloofd in een Strategisch Actieplan AI. Dat is onder meer nodig voor het hoger onderwijs. Door een numerus fixus kan slechts een beperkt aantal data scientists en machine learning-specialisten worden opgeleid. Zeven hoogleraren luidden hierover onlangs de noodklok; als de overheid nu niet investeert, zouden we in Nederland te afhankelijk worden van de belangen van andere landen en van bedrijven.

Kortom: alleen met geld winnen we de AI-wedloop en overheidsinvesteringen zijn nodig om niet afhankelijk te worden van het bedrijfsleven. Beide aannames zijn – in mijn mening – pertinent onjuist.

Laten we beginnen met het financiële argument. Het is mooi dat de overheid 64 miljoen uittrekt, maar dat is peanuts in vergelijking met China en de VS, die allebei 30 miljard investeren om AI-innovaties te stimuleren. En al zou dit kabinet meer geld overhebben, dan zal dit eerder gestoken worden in zichtbare problemen, zoals de stikstofcrisis, lerarentekort en de bouwcrisis. Wat er in Nederland ontbreekt aan financiële spierballen, moeten we compenseren door de slimme koopmansgeest. Kijk bijvoorbeeld eens naar de agrarische sector die, against the odds, wereldwijd vooroploopt in innovatie en productiviteit. We hebben die positie niet gekregen omdat we nu zoveel landbouwgrond hebben of omdat de overheid zo veel heeft geïnvesteerd in innovatie. Waar we als land heel goed in zijn, is het productieproces zo efficiënt mogelijk maken, waardoor we op wereldwijde schaal kunnen concurreren – en dus een bloeiende export hebben.

Juist als de overheid minder diepe zakken heeft, dan kan een samenwerking met het bedrijfsleven ervoor zorgen dat we voorop gaan lopen in deze ontwikkeling. Geen 30 miljard overheidsinvestering kan op tegen de tijd en denkkracht die bedrijven in Nederland investeren in AI. De afgelopen jaren zijn er veel verschillende samenwerkingsverbanden ontstaan tussen bedrijven om de ontwikkeling van AI te stimuleren en in goede banen te leiden. En dan gaat het niet alleen om Nederlandse vestigingen van Amerikaanse bedrijven als Microsoft en Google, maar ook om lokale spelers. En die bedrijven kunnen heel goed nauw samenwerken met het hoger onderwijs, zonder dat deze onderwijsinstellingen hun onafhankelijkheid verliezen. Uiteindelijk blijft er voor universiteiten en hogescholen nog een hele belangrijke rol weggelegd; zij bepalen de onderwerpen waarop onderzoek wordt gedaan en bewaken de kwaliteit daarvan.

Nederland is een land van innovatie en slimme oplossingen. We hebben het bedrijfsleven dus nodig in de AI-wedloop; marktpartijen kunnen zorgen voor schaalvergroting en efficiency. En, ook niet onbelangrijk; bedrijven hebben de beschikking over data die nodig zijn voor wetenschappelijk onderzoek. En data wordt gezien als het nieuwe goud.

Het is misschien wel het grootste cliché dat er bestaat, maar daardoor niet minder waar; wie niet groot is, moet slim zijn. En slim, dat hebben we bewezen in ons land te zijn – maar alleen als de overheid, het onderwijs en het bedrijfsleven samen optrekken. AI is te groot om alleen aan de overheid over te laten; qua impact op onze samenleving staat AI gelijk aan de Industriële Revolutie. Halverwege de negentiende eeuw vertrouwden we toch ook niet op overheidssubsidies om de wedloop met Engeland en Duitsland te winnen? Daarom wil ik een beroep doen op alle collega-bedrijven in Nederland om actief onze universiteiten en hogescholen te helpen om dit probleem op te lossen.